Een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 21 juli 2017 maakt de gemoederen in voetballand los. Nog meer wellicht dan de nederlaag gisteren van ons Oranje tegen Frankrijk. Waar overigens, met de huidige stand van de jurisprudentie, meerdere gevallen waren aan te wijzen van mishandeling.
Het Hof overwoog:
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de naar ervaringsregels aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Het hof neemt daarbij in overweging dat de omstandigheid dat een gedraging is verricht in een sport- of spelsituatie, geen zelfstandige factor is bij de beoordeling van het ten laste gelegde opzet, in die zin dat die omstandigheid tot een beoordeling aan de hand van andere maatstaven zou dienen plaats te vinden, dan wanneer het gaat om een gedraging die buiten zo’n situatie is verricht.
(…)
Naar het oordeel van het hof was de kans dat [benadeelde partij] door de actie van de verdachte geraakt zou worden, ten val zou komen en dat daardoor pijn of letsel aan [benadeelde partij] toegebracht zou worden wèl aanmerkelijk. Bij het maken van een sliding tackle neemt de speler bewust het risico dat hij zijn tegenstander raakt en/of ten val brengt. Voorts is voor een sliding tackle altijd ruimte nodig; als een sliding tackle van te dichtbij wordt ingezet valt de aangevallen speler vrijwel zeker over het (uitgestoken) been van zijn tegenstander. Het is een feit van algemene bekendheid dat het aantal blessures ten gevolge van acties die sliding tackles worden genoemd groot is.
Het hof gaat ervan uit, dat het – gelijk de verdachte heeft verklaard – de bedoeling van de verdachte was balbezit te krijgen. Door dit op voornoemde wijze te doen, heeft hij zich niet alleen willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever pijn of letsel zou oplopen ten gevolge van de sliding tackle, maar heeft hij die kans ten tijde van de gedraging bewust aanvaard (op de koop toe genomen).
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte het voorwaardelijk opzet had de ander te mishandelen. Als gevolg van zijn actie heeft de ander zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het subsidiair tenlastegelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het hof merkt ambtshalve op dat de omstandigheid dat de gedraging van de verdachte is verricht in een sportsituatie, namelijk tijdens een voetbalwedstrijd, wel van belang zou kunnen zijn voor de vraag of het bewezenverklaarde kan worden gekwalificeerd als mishandeling. De deelnemers aan een sport als voetbal hebben immers tot op zekere hoogte gevaarlijke gedragingen waartoe het spel uitlokt over en weer van elkaar te verwachten, terwijl bij een door duidelijke spelregels afgebakende sport die spelregels mede van belang zijn voor het bepalen van de grenzen van de wederrechtelijkheid.
Het hof stelt vast dat tijdens het handelen van de verdachte wel sprake was van een sportsituatie, maar dat dit niet binnen de grenzen is gebleven van hetgeen spelers van elkaar hebben te verwachten. Hij speelde gevaarlijk spel, hetgeen bovendien een ernstige overtreding van de spelregels van het voetbal opleverde.
Ik schreef eerder een publicatie over een door ons kantoor behandelde zaak waarin de verdachte van dergelijke mishandeling tijdens een voetbalwedstrijd werd vrijgesproken.
Cassatie volgt; het laatste woord zal er, ook binnen de voetbalclubs, niet over zijn gezegd.
Vragen of geconfronteerd met een dergelijke situatie? Neem gerust contact met ons op.