De politie mag geweld gebruiken als dat nodig is. Zij heeft het zogenaamde geweldsmonopolie.
Geweld kan op verschillende manieren worden toegepast. Van wapenstok, pepperspray tot pistool en van een duw, por, stoot tot een nekklem en het gebruik van handboeien of de inzet van een politiehond.
Als burger heb je het recht om behoorlijk behandeld te worden door de overheid en dus (ook) door de politie.
Het optreden van politie tegen een burger, ook als deze verdachte is, dient (dus) ‘behoorlijk’ te zijn. De behoorlijkheid van het optreden is aan twee beginselen te toetsen: het proportionaliteitsbeginsel en subsidiariteitsbeginsel.
Oftewel: niet direct zonder enige waarschuwing gericht schieten op vitale delen van het lichaam van een verdachte. Het juiste middel dient te worden ingezet en die inzet dient binnen de omstandigheden passend te zijn.
Een recent en bekend voorbeeld waarin deze beginselen spelen, is de zaak van Henriquez. Hij werd naar de grond gewerkt en er werd een nekklem bij hem aangelegd om hem in bedwang gehouden. Een andere agent stompte Henriquez op zijn neus en wreef pepperspray in zijn gezicht. Henriquez, zo bleek uit forensisch onderzoek, was door verstikking overleden.
Wellicht iets minder evident dan het hiervoor gegeven voorbeeld, doch ook het OM vindt het betreffende politieoptreden disproportioneel; de politieagenten zijn zelfs als verdachten aangemerkt.
Dezelfde beginselen gelden zoals gemeld voor ieder optreden van de politie en derhalve bij iedere aanhouding. Iets om aandacht voor te hebben.
Onlangs stond ik een verdachte bij die ook met geweld was aangehouden. Ogenschijnlijk leek een en ander ‘volgens het boekje’ te zijn gegaan.
Verdachte werd verteld dat hij was aangehouden. Omdat hij spaarzaam gekleed ging, werd hem verzocht kleding aan te trekken. Verdachte ging via de achterdeur van zijn woning naar binnen en trok de deur dicht. Hij zou volgens mededeling van de politie niet hebben gereageerd op aanroepen van de politie. Vervolgens meldde verdachte zich aan de voorzijde van de woning en werd hem nogmaals verteld dat hij was aangehouden. Tevens, zo werd hem aangekondigd, zouden er boeien worden gebruikt.
Verdachte wilde geen boeien en liep richting zijn voordeur. De politie legde een hand op zijn schouder, die verdachte eraf schudde; de politie pakte hem met twee handen vast, die hij los rukte. Verdachte werd op de grond ‘gelegd’ en meerdere agenten kwamen erbij. Verdachte liet zich niet boeien en kreeg een por; verdachte reageerde niet en kreeg een stoot in zijn zij. Aangezien verdachte niet meewerkte, werd een nekklem aangelegd, waarbij de agent overwoog pepperspray toe te passen. Nadat verdachte ook daarop niet meewerkte, werd de nekklem strakker aangetrokken en het verzet van verdachte brak.
In deze zaak lijkt het geweld juist te zijn toegepast; telkens als verdachte ergens niet aan voldoet en blijft weigeren mee te werken, wordt meer geweld toegepast.
Toch leidde dit politieoptreden tot een minder zware bestraffing van verdachte voor feiten die hij op zichzelf bekend had.
Daarvoor was met name redengevend:
- dat de politie niet onbevangen, doch vooringenomen verdachte tegemoet trad. Zonder dat het dossier daarvoor enig aanknopingspunt bood, stond er in het proces-verbaal van bevindingen dat het ging om een de politie ambtshalve bekend vervelend persoon, die iedere gelegenheid zou aangrijpen om zich over de politie te beklagen en;
- verdachte zich aan de voorzijde van het huis had gemeld om mee te gaan, blijkens het dichttrekken van de voordeur achter zich.
Dus toch een succesvol verweer op dit punt.
Wordt u geconfronteerd met politieoptreden? Wilt u weten wat uw rechten en plichten zijn? Bel met ons.