Aan de voorwaarden voor een faillissement is snel voldaan. Er moet sprake zijn van pluraliteit van schuldeisers, oftewel er moeten minimaal twee schuldeisers zijn, terwijl ten minste één vordering opeisbaar is. Daarnaast dient de schuldenaar te verkeren in de toestand opgehouden te zijn met betalen. Ondanks dat wordt voldaan de vereisten van een faillissement, kan het zijn dat het aanvragen van een faillissement misbruik van bevoegdheid oplevert ten gevolge waarvan het faillissement uiteindelijk niet in stand blijft.
Van misbruik van recht kan sprake zijn als een bevoegdheid wordt uitgeoefend met geen ander doel een ander te schaden, of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
Onlangs werd ik zelf tot curator benoemd in een faillissement van een natuurlijk persoon, nader te noemen A, die op eigen verzoek failliet werd verklaard. Uit de aan mij overhandigde stukken en gesprekken met A is niet gebleken en evenmin aannemelijk geworden dat A over baten beschikt of zal beschikken. A liet mij vervolgens weten het faillissement te hebben aangevraagd met als doel een oplossing te verkrijgen voor de schuldenproblematiek en op deze wijze versneld toegelaten te kunnen worden tot de Wettelijke Schuldsaneringsregeling Natuurlijk Personen (WSNP). Dit zijn ten eerste geen doelen waarvoor het faillissement in de wet is opgenomen en ook overigens is omzetting van een faillissement in een WSNP op voorhand uitgesloten. A had namelijk minder dan 10 jaar geleden in de WSNP gezeten hetgeen een limitatieve afwijzingsgrond is bij een toelatingsverzoek tot de WSNP. Hoewel er strikt genomen werd voldaan aan de eisen om failliet te worden verklaard, dient tevens te worden gekeken naar het doel en de strekking van het faillissement; Het beheer en de vereffening van het vermogen door een curator in het belang van de gezamenlijke schuldeisers. Derhalve dient te worden getoetst of er baten in het vermogen van de schuldenaar aanwezig (zullen) zijn die onder schuldeisers kunnen worden verdeeld. Zoals in het hiervoor gaande uiteengezet is dat niet het geval. Er is derhalve sprake van een onevenredigheid tussen het belang van A bij zijn faillissement (de schuldenproblematiek) en het belang van de curator om niet te worden benoemd in een faillissement waarbij aanstonds duidelijk is dat onvoldoende dekking bestaat voor de kosten, met als gevolg dat deze voor haar eigen rekening zullen komen.
Ik heb derhalve vervolgens als curator binnen de daarvoor in de wet gegeven termijn van 8 dagen na de uitspraak verzet ingesteld tegen het faillissementsvonnis omdat ik meende dat er sprake was van misbruik van recht omwille van de redenen voornoemd. De Rechtbank overwoog daarover als volgt: “De rechtbank stelt voorop dat het doel van (…), een oplossing voor zijn schuldenproblematiek en om op deze wijze versneld toegelaten te kunnen worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, niet een doel is waarvoor het faillissement in de wet is opgenomen (…) In de omstandigheden dat er na onderzoek door de curator is gebleken dat er onvoldoende dekking bestaat voor de kosten van de curator, met als gevolg dat deze kosten voor rekening moeten worden genomen, de curator geen werkzaamheden te verrichten heeft, en (…) evenmin voor omzetting van het faillissement naar de wettelijke schuldsanering in aanmerking (…) is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van onevenredigheid tussen het belang van (..) bij de oplossing van zijn schuldenproblematiek en het belang van de curator om niet te worden benoemd in een faillissement waarbij aanstonds duidelijk is dat onvoldoende dekking bestaat voor de kosten.”
De rechtbank heeft het faillissementsvonnis vernietigd. Had de rechtbank nu bij de faillissementsaanvraag niet al kunnen oordelen dat er geen baten aanwezig waren en dat deze evenmin waren te verwachten om de aanvraag reeds meteen af te wijzen?
In een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 26 maart 2015 is die vraag beantwoord. In die voorliggende zaak had de firma Plastics bij de rechtbank het faillissement van eenmanszaak Rolluiken aangevraagd nu Rolluiken een vordering van Plastics onbetaald liet. Nu ook aan de overige voorwaarden voor een faillissement werd voldaan kon het faillissement worden uitgesproken. De rechtbank deed dat echter niet. Zij heeft het verzoek tot faillietverklaring afgewezen, nu er volgens haar sprake was van misbruik van bevoegdheid. De rechtbank overwoog dat er geen baten aanwezig en te verwachten waren om te kunnen worden aangewend voor de kosten van de curator of voor het aanbieden van een akkoord aan de schuldeisers. Plastics heeft tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof. Het Gerechtshof herhaalt daarin rechtspraak van de Hoge Raad waarin zij onder meer overweegt dat de Faillissementswet ervan uitgaat dat het de curator is die een onderzoek instelt naar de aanwezigheid van een vermogen van de schuldenaar of naar de verwachting dat binnen afzienbare tijd zulk een vermogen aanwezig zal zijn. De rechtbank is te voorbarig geweest in haar conclusie om het verzoek af te wijzen op grond van misbruik van faillissementsrecht. Het is aan de curator voorbehouden om onderzoek te verrichten naar baten en toekomstig baten van een gefailleerde partij. Overigens is het recht van verzet voorbehouden aan iedere schuldeiser, daaronder mede begrepen het Openbaar Ministerie, met uitzondering van de aanvrager van het faillissement, alsook aan iedere belanghebbende. Wanneer een andere partij dan de curator verzet instelt, zal de curator door de rechtbank worden verzocht zijn of haar visie te geven omtrent de activa van het faillissement en het verzetschrift.
Advies of bijstand nodig in faillissementsrechtelijke perikelen? Belt u ons. Wij staan u graag bij.