Wat was er aan de hand?
Partij X verhuurt een bedrijfspand, waarin partij Y een bowlingcentrum exploiteert. Y heeft een behoorlijke huurschuld opgebouwd en X vraagt verlof om conservatoir beslag te leggen op roerende zaken van Y.
X start een bodemprocedure. X en Y komen vervolgens tot een regeling. Deze bestaat erin dat de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd en dat Y afstand doet van alle roerende zaken die zich in het pand bevinden; de resterende huurschuld wordt kwijt gescholden. Vervolgens wordt Y, op eigen verzoek, in staat van faillissement verklaard.
De vraag ligt voor of deze verrekening paulianeus is; met andere woorden of er sprake is van een onverplicht verrichte rechtshandeling, waarvan partijen wisten althans behoorden te weten dat deze benadeling van crediteuren tot gevolg zou hebben.
Onverplichte rechtshandeling
Aangevoerd wordt ten eerste dat er geen sprake is van een onverplichte rechtshandeling, omdat X het recht had de huurovereenkomst met Y te ontbinden. Het hof oordeelt echter dat er sprake is van een wederkerige overeenkomst tussen X en Y, waarin Y ten gunste van X afstand doet van zijn eigendomsrecht op inventaris en voorraad. Voor Y bestaat daartoe geen verplichting. De bevoegdheid van X de huurovereenkomst te kunnen ontbinden doet die verplichting niet ontstaan.
Benadeling crediteuren
Dan de vraag of crediteuren zijn benadeeld. Daartoe wordt aangevoerd dat de inboedel niet aan Y toebehoorde. Dat blijkt onjuist. Het leggen van conservatoir beslag doet eigendom niet wijzigen. Bovendien werd afstand gedaan van de goederen; dat is alleen nodig indien eigendom ook bij Y rust. De door de deurwaarder in beslag genomen goederen (en taxatiewaarde) wordt als uitgangspunt genomen.
Wetenschap van die benadeling
Y had een forse huurschuld en ook daarnaast een aanzienlijke schuldenlast. Zonder de minnelijke regeling, zou Y op korte termijn het gehuurde hebben moeten verlaten. Het faillissement en het tekort daarin was dan ook met een redelijke mate van waarschijnlijkheid te voorzien voor partijen.
Bovendien is kort na de regeling het faillissement aangevraagd.
De overeenkomst tot verrekening is paulianeus. Schade moet aan de curator worden vergoed.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 april 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3354
Neem contact op
Dergelijke situaties komen vaak voor. Ook ingeval bijvoorbeeld een moedermaatschappij eigenaar en verhuurder is en op enig moment het toch niet langer kan dulden dat huurtermijnen (door de eigen dochter) niet worden betaald. Het lijkt dan, vanuit perspectief van de ondernemer, niet meer dan redelijk dat dan inventaris worden overgenomen / toebedeeld en de koopprijs (die vaak reëel wordt vastgesteld) wordt verrekend. Boekhoudkundig lijkt er dan niets aan de hand; juridisch echter wel.
Laat je adviseren ingeval van belangrijke beslissingen in bedrijfsvoering en organisatie. Dat voorkomt problemen. Neem contact met ons op. Wij helpen u graag.